Studiemiddag van Stichting Dood en Rouw

Een middag met Riet Fiddelaers-Jaspers in de kapel van Wiekendael te Roosendaal (2-11-2012).

Hoe rouwen kinderen eigenlijk? Zijn ze te klein om te beseffen wat gaande is? Wat is de relatie tussen de eerste kinderjaren en de manier waarop je als volwassene  met verlieservaringen omgaat? Over deze vragen gaat de studiemiddag. Vanuit haar rijke ervaring bespreekt zij talloze voorbeelden uit de dagelijkse praktijk.

Verlies en rouw kennen vele gedaanten en komen voor in veel situaties: bij ziekte, scheiding, ingrijpende veranderingen én overlijden. Rouwen is een gezonde en noodzakelijke reactie op een betekenisvol verlies. Aan de hand van de verliescirkel maakt Riet duidelijk hoe onlosmakelijk liefde en rouw met elkaar verweven zijn en waar verdriet kan “stollen”.

De verliescirkel is een cirkel die wordt doorlopen bij alle verlieservaringen, zowel kleine als grote. Stap een begint bij het welkom (de geboorte), twee bij de hechting, drie bij intimiteit en seksualiteit, vier is het afscheid nemen, vijf rouwen en zes betekenis geven. Blokkades in de verliescirkel bij het kind (en de volwassene) kunnen leiden tot problemen met het leggen van contacten en verbindingen op de lange termijn. Een soort van gestolde rouw.

Het patroon dat men opdoet vanaf de geboorte ligt als een soort van tweede huid om iemand heen, zonder dat men weet dat men deze heeft. Pas als deze huid gaat knellen kan iemand een herbesluit nemen. Het vergt wel levenslange alertheid. Als men als kind niet welkom was, blijft het altijd een zwakke plek. Veilig gehechte kinderen kunnen makkelijker rouwen.

Een negatieve hechting kan leiden tot isolatie. Contact maken en aanraken  maakt dat we kwetsbaar zijn en afgewezen kunnen worden. Als we dat risico niet meer willen nemen door de eerdere negatieve kinderlijke ervaringen, maken we onszelf onkwetsbaar door contact uit de weg te gaan. Isoleren is overlevingsgedrag dat zich dan ontwikkelt vanuit de angst om gekwetst te worden.

Hechting is de uitwisseling van liefde en hoe deze door het kind in de eerste drie levensjaren wordt ervaren. Riet beschrijft hechting als een “brandend kacheltje”. Als ouders geen brandstof toevoegen gaat het kacheltje uit. Als kind ben je afhankelijk van je ouders, om je te helpen ontwikkelen. Ouders spiegelen de emoties van het kind en zo leert het kind zichzelf ontwikkelen. Hier wordt de basis gelegd voor de interpersoonlijke relaties.

Hechting hangt samen met de angst voor scheiding en isolement en vormt een drijfveer in ons handelen later. Als je als kind, vanuit je afhankelijke positie aandacht vraagt van je ouders en je vraag wordt beantwoord dan ben je beter gehecht. Onveilige hechting kan later leiden naar claimend gedrag óf de anderen afwijzen en alles alleen willen doen. Depressiviteit en hopeloosheid kunnen hiervan gevolgen zijn. Voor meer informatie over de verliescirkel kunt u het boek “Met mijn ziel(tje) onder de arm” lezen van Riet Fiddelaers-Jaspers.

Een verliestrauma bij kinderen of volwassenen kan ook ontstaan door een stapeling van andere ervaringen: verlies van een ouder door echtscheiding, verlies van welkom zijn en erbij mogen horen (ruzie in de familie), verlies van lichamelijke of psychische gezondheid (van jezelf of andere familieleden), verlies van andere betekenisvolle zaken, zoals verhuizen, of vluchten naar een ander land.

Men kan zelfs rouwen om wat er niet was, een goede relatie met de ouders bijvoorbeeld.

Kinderen zijn ten diepste loyaal naar hun ouders. Loyaliteit kun je niet verbreken, wel onderbreken. Rouw is niet minder bij een slechte relatie. Rouwen in stukjes is normaal. Er kunnen jaren tussen zitten, voordat  een volgende laag wordt aanpakt.

Het is belangrijk kinderen de waarheid te vertellen wanneer een ouder ziek wordt en zal sterven. Het geeft kinderen de boodschap: je hoort erbij, ik vertel het ook aan jou. Maar doe het op een veilige plek en zorg voor containment/begrenzing en omarming. Sluit aan bij de belevingswereld van het kind. Een mooi voorbeeld hiervan is te zien op de DVD “Maar ik blijf altijd bij jullie” (zie de websitewww.kindenrouw.nl).

Kinderen kunnen hun verdriet wegschuiven om de overblijvende ouder te sparen. Wanneer één van de ouders sterft, lijkt het soms ook alsof ze door het verdriet bij de overblijvende ouder allebei zijn verloren.

Het is belangrijk aanwezig te zijn voor kinderen. Niet alleen fysiek maar ook emotioneel. Het is belangrijk af te stemmen. Riet geeft handreikingen en laat concrete materialen zien als boekjes, spelmateriaal en werkvormen. Voor kinderen is het devies rust, regelmaat, rituelen, ritme en afleiding.

Pubers kunnen met boosheid reageren: wil jij a.u.b. zo dicht mogelijk uit mijn buurt gaan? Verduren is het devies voor de verzorgers.

Rouw wordt niet verwerkt, maar kan wel worden verweven als onderdeel van de levenscirkel. In het dagelijks leven kunnen kinderen (en volwassenen) volgens het tweevoudig procesmodel van Stroebe en Schut fluctueren tussen het zoeken van afleiding: school, werk, vrienden, sociale media en sport en/of op slot gaan en zwelgen in het verlies: verdriet, boosheid, wrok, gemis, slachtoffergevoelens, herinneringen en verlangens.

Een rouwproces is een aanpassingsproces aan het verlies. Een gezond aanpassings- of rouwproces bestaat uit een actief heen en weer bewegen tussen twee realiteiten: de realiteit van het verlies én de realiteit dat op hetzelfde moment het leven verder gaat zonder die dierbare.

Uiteindelijk is rouwen niet iets waar je een streep onder kunt zetten en mee klaar bent. Je kunt verlies niet vervangen, maar wel leren voort  te bouwen op het verlies. Je kunt betekenis geven en soms zelfs winst behalen, in de manier waarop je ermee bent omgegaan. Op de wind heb je geen invloed, wel op hoe je de zeilen zet.